Baudelaire wiki
Advertisement

Aan de lezer


Charles Baudelaire, Au lecteur

Door dwaasheid, dwaling, zonde, en door gebrek aan moed
wordt onze ziel geknecht, en wordt ons lijf gelaafd,
we voeden het berouw waaraan we zijn verslaafd,
zoals een bedelaar zijn ongedierte voedt.

Zie, onze zonde is taai, en onze wroeging laf;
een schuldbekentenis laten we duur betalen,
waarna we onbezwaard weer door de modder dwalen:
een valse tranenvloed wast onze vlekken af.

Aan onze kussens van ontaardheid vastgeklampt
laten we Satan Trismegistos ons onthalen,
terwijl het rijke erts van onze idealen
in de hoogovens van zijn toverkunst verdampt.

We dansen op het lied dat ons de duivel zingt!
Door elke smerigheid wordt ons gemoed bekoord.
We dalen dagelijks af naar de hellepoort
zonder te walgen van de duisternis die stinkt.

Zoals een lichtmis, die zich op het beurse fruit
stort van het vrouwenvlees in een vuil hoerenkot,
grijpen wij in het gaan elk clandestien genot,
en persen er verwoed de laatste druppels uit.

Zie, gruwelijk, gelijk een kluwen wormen, malen
in onze hersenpan miljoen demonen rond;
de dood: onzichtbaar maar dof klagend, stroomt
hij onze longen in wanneer we ademhalen.

Als op het canvas van ons deerniswekkend brein
geen beelden geborduurd zijn - wonderlijk charmant -
van aanrandingen, van vergif, van moord en brand,
dan is dat omdat wij niet zeer vermetel zijn.

Maar onder alle beesten, jakhals, panter, gier,
teef, aap, slang, schorpioen, al wat er in ons wringt,
en wat er gluipt en sluipt, en wat er krijst en springt
in deze dierentuin van ons infaam vertier,

is één het smerigst en wanstaltigst. Niemand zal
hem horen krijsen met afzichtelijk misbaar,
maar o, hoe graag sloeg hij de wereld in elkaar,
verzwolg hij met één geeuw dit droevige heelal:

Verveling! - In het oog een ongewilde traan,
lurkt hij zijn waterpijp, en droomt van het schavot.
Je kent hem, lezer, deze delicate god,
- lezer, jij huichelaar, mijn broer, jij, kijk me aan!


Terug naar de Hoofdpagina



Advertisement